zachte sneeuw (2)

boem-boem boem-boem

Zachte sneeuw (2)

De kou heeft vrede gebracht in mijn hoofd. Hier zo blijven zitten is mijn enige verlangen. Het gedempte geluid van een spaarzame auto die voorbij rijdt, transformeert in mijn hoofd tot een geruststellende gedachte: deze weg leidt naar hen. Naar Eline en naar Joris.

In mijn eindeloos witte wereld dringt een monotoon zoemen traag de auto binnen. Ik hoor een klik achter mij. Even voel ik een schok wanneer de auto zich in beweging zet. Ik verzet mij kreunend. Krachteloos zoekt mijn voet de rem. Ik wil hier blijven. Tevergeefs. Buiten mijn wil om komt de auto in beweging om na enige meters te stoppen. Meteen duikt er een gezicht op naast het portier. Een stem zegt tegen mij dat ze voor mij gaan zorgen. Ik wil de stem geloven, me vastklampen aan de hoop dat alles goed komt. Maar al wat ik zie zijn blauwe en oranje lichten, beurtelings reflecterend in de sneeuw.

Ik ben omringd door witte gedaanten. Het ruisen van hun vleugels dragen mij naar een weide vol bloemen waarin insecten zich te goed doen aan een overvloed van nectar. Wij liggen in het warme droge gras. We zijn jong. Eline heeft haar ogen gesloten zie ik wanneer ik de mijne open. Geluk straalt van haar gezicht. Ik zoek haar hand en voel het kleine kneepje van verstandhouding en weet: er zijn geen woorden nodig. Ons beider gedachten gaan naar dat ene, dat groeit in haar buik. Ik hoor de hartslag van ons kindje.

Boem-boem, boem-boem, boem-boem…

‘Meneer! Meneer van Benthem ?    Boem-boem, boem-boem, boem-boem.   ‘Eric! Hoor je mij?’
Boem boem boem boem, de hartslag van ons kindje slaat onverminderd door. ‘Eric!’ Dwingender nu.                                                                                ‘Ga weg!’ Schreeuw ik. Ik schrik van mijn stem. Het is niet meer dan een gefluister
‘Eric?’ Klinkt het weer. ‘Wakker worden! Je bent in het ziekenhuis.’

In slow motion verandert mijn bewustzijn. Mijn ogen gaan open. Ik zie een man naast mijn bed in een witte jas. Naast hem twee verpleegsters. Ik wil opstaan maar allerlei slangen verhinderen dat. Boem-boem, boem-boem, boem-boem klinkt het uit een apparaat naast mijn bed. Het duurt even voor ik besef dat het mijn eigen hartslag was die ik al die tijd hoorde.   ‘Het komt weer helemaal goed met u. Maakt u zich daarover maar geen zorgen.’ De stem zwijgt alsof hij nu pas beseft dat de uitgesproken woorden niet meer dan een holle frase zijn.
Het is daarover waar ik mij het minst zorgen maak, denk ik wrang.

Hard word ik terug geslingerd in de harde werkelijkheid die meedogenloos de kamer binnendringt. Sorry.’ Zegt hij zacht. ‘Ik heb het gehoord van uw vrouw en zoon. Van het ongeluk dat…’

De man zwijgt.

Ik knik. Vreemd, denk ik, het onuitgesprokene is uitgesproken. Het is waar. Een vreemde rust komt over me. Het is net of het verdriet zich verspreidt, zachter wordt. Is dit wat mensen soms zeggen dat je verdoofd raakt wanneer iets te groot voor je is. Een soort zelfbescherming? Dat de tijd de wonden heelt, zonder te vergeten.  De gedachte duurt maar even.
Dan is daar weer de pijn. Maar anders nu.

lees ook : zachte sneeuw 1

©annekedejong

like Like
13 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

:bye:  :good:  :negative:   :scratch:  :wacko:   :yahoo:  B-)  :heart:  :rose:    :-)  :whistle:  :yes:  :cry:  :mail:    :-(      :unsure:   ;-)